Het is me vroeger met de paplepel ingegoten: ‘schakers moeten op hun handen gaan zitten’. Kennelijk vond ik dit altijd een belachelijk en vooral pijnlijk advies. En waarom zou je ook?
Je hebt toch alles goed uitgerekend? Dan moet je daar ook op vertrouwen en geen tijd verliezen. Toch? Als je bent zoals ik, dan vrees ik dat je daardoor heel wat hele en halve puntjes hebt gemorst. Ik ben tamelijk hardleers.
Op dit moment oefen ik dagelijks een stel combinatiestellingen op de computer. Ik reken de verschillende mogelijkheden door en doe mijn zet. De eerste zet is vrijwel altijd de juiste.
Voordat je denkt ‘nou die vent heeft het hoog in zijn bol!’ Wanneer ik dit zeg, betekent het natuurlijk niet dat ik dergelijke zetten binnen de spreekwoordelijke poep en een zucht heb gevonden. Soms wel, maar veel vaker ook niet. Met enige regelmaat kost het me behoorlijk wat moeite. En trouwens: in een échte partij is er geen tegenstander die me er op attendeert dat er een combinatie in de stelling zit. Kennelijk heb ik op deze manier mijn intuïtie aardig ontwikkeld. Maar waar het veel te vaak verkeerd gaat is op de tweede of derde zet. Die doe ik dan zonder verder nadenken.
Een stelling kan er in je hoofd anders uitzien als op het bord. Daar zit het probleem. En dus is het verstandig om even op je handen te gaan zitten voordat je een zet doet. Tenminste dat zeg ik tegen mezelf. En trouwens: wat is dan wel een nuttige tijdbesteding?Lees meer »