‘s Werelds beste schaker schiet enorme bok

Stelling na 24. – Dd7??

Stel iemand zou je vragen: “wat is de beste zet voor wit in deze stelling?” Aardige kans dat je binnen de kortste keren zou reageren met “O wat gemakkelijk, natuurlijk Dxg6+. Dat is appeltje eitje!”

Ik vermoed dat de meeste clubschakers zoiets binnen luttele seconden vinden. Zelf zag ik het tenminste direct. Eigenlijk vreemd dat een topper als Magnus Carlsen, met stip de beste schaker in de wereld, dit basale paardvorkje over het hoofd zag. Het is al weer ietsje minder vreemd wanneer je bedenkt dat hij bijzonder weinig tijd had. Magnus had nog slechts 27 seconden op zijn klok. Het was tenslotte blitzschaak. Maar dan nog…?

Lees meer »

Puzzel 40: ongelukje

Ongelukjes zitten in het schaakspel in een klein hoekje. Vaak zijn wij net iets te veel bezig met onze eigen plannetjes en hebben wij niet goed in de gaten waarop onze tegenstander zit te broeden.

Neem het bovenstaand diagram. Zwart speelde zijn dame naar h4 en verkeerde daarmee in de veronderstelling zijn koningin naar een actieve plek te hebben gemanoeuvreerd. Op zich klopt deze gedachte als een zwerende vinger. Helaas heeft hij een kleinigheid over het hoofd gezien. Hoe kan wit deze enthousiaste dameuitval afstraffen? Oplossing…

Valstrikken in de opening (2): het Englund gambiet

Het Englundgambiet is het lelijke broertje van het Boedapestgambiet. Zwart speelt meteen 1. – e5 als antwoord op 1. d4. En niet zoals bij het Boedapestgambiet pas na 1. d4 Pf6 2. c4 e5. Het Englundgambiet is een tikkeltje dubieus.

Het Boedapestgambiet daarentegen 1. d4 Pf6 2. c4 e5 is een stuk lastiger voor wit. Maar ook het Englundgambiet is niet helemaal zonder gif. Wit moet nauwkeurig spelen om goed uit de opening te komen. Past hij niet op? Dan draait het uit op een vreselijke mislukking! (verder lezen…)

Lees meer »

Rampen in de opening

Al vroeg in een schaakpartij kan er veel misgaan. Op laag niveau zijn allerlei ongelukken in de opening de gewoonste zaak van de wereld. Maar ook sterke spelers maken schieten soms bokken van formaat.

Wat zijn de meest voorkomende fouten in de opening?

  • Je stukken niet of verkeerd ontwikkelen
  • De koning in het centrum laten staan
  • Gebrekkige openingskennis
  • De essentie van de stelling niet begrijpen

In het eerste voorbeeld speelt wit kennelijk op de automatische piloot. Dat gaan wij veel vaker zien. Stukken ongedekt laten staan is een prima inleiding op onvoorziene brokken (verder lezen…)

Lees meer »

Kijken, denken en dan pas zetten

Stelling 1

Wanneer kinderen leren schaken krijgen ze van hun trainers talloze adviezen. Een bekend advies is “ga op je handen zitten”. Het is zo’n advies wat wij op jonge leeftijd nonchalant in de wind slaan. En dus leren wij onszelf verkeerde gewoontes aan.

Met als gevolg “jong geleerd, oud gedaan”. Ook ervaren schakers doen soms zetten zonder goed te kijken en na te denken. Het is iets wat ons allemaal overkomt.

Het advies om op je handen te gaan zitten is goed bedoeld. Maar wel een beetje beperkt. Want je moet natuurlijk meer doen nadat je tegenstander heeft gezet. Denk aan:

  • Wat er is veranderd in de stelling?
  • Welke zetten kan mijn tegenstander doen die hij eerder niet kon spelen?
  • Dreigt er iets?
  • Wat is mijn tegenstander van plan?
  • Moet ik daar op reageren?
  • Of kan ik zelf iets ondernemen?
  • En dan pas: wat kan (moet) ik spelen?

Het devies is dus niet om op je handen te gaan zitten, maar om eerst goed te kijken, daarna na te denken en vervolgens pas te zetten. Wat kan er misgaan wanneer dit advies negeert?

Lees meer »

Grootmeesters zijn ook maar mensen

Stelling 1

Wanneer je hoort dat een clubschaker al binnen enkele zetten glad verloren staat, dan kijk je niet vreemd op. Dat soort ongelukken gebeuren nu eenmaal.

Maar grootmeesters die eigenlijk na een zet of acht al kunnen opgeven? Dat komt toch een stuk minder vaak voor. 

Tja… wij hadden vroeger Jan Hein Donner. Donner was natuurlijk jarenlang een sterke grootmeester en stond in de jaren vijftig en zestig in Nederland aan de top. Hij versloeg ooit Bobby Fischer. Maar mijn schaakbewustzijn dateert van iets latere datum.

Dat waren de jaren zeventig. En toen was Donner duidelijk over zijn hoogtepunt heen. En dus herinner ik me Donner vooral om zijn ‘Donnertjes’. Van die korte partijtjes waarin hij al snel verloren stond.

Van de moderne generatie grootmeesters zou je verwachten dat ze hun openingsrepertoire van haver tot gort kennen en dus geen beginnersfouten maken. Nou…? Niet helemaal. Zie stelling 1. Deze stelling is het resultaat van een Caro Kann. Die opening dankt zijn toch wat vreemde naam aan twee mensen die voorzover ik weet nooit tot grote hoogten zijn gestegen: (verder lezen)…Lees meer »

Grootmeesters zijn net gewone stervelingen

Het is al weer ruim een week geleden dat de Grand Prix serie werd afgesloten met het toernooi in Khanty-Mansiysk.

Deze Grand Prix werd een gedeelde overwinning voor het trio Jakovenko, Caruana en Nakamura. De drie grootmeesters eindigden met een score van 6,5 uit 10. Daarmee werd bevestigd dat de beide Amerikanen door mogen naar het kandidatentoernooi van volgend jaar.  

Dat Caruana kwam bovendrijven zal niemand verbazen. Hij leek ook lange tijd het toernooi te gaan winnen. Zou er daarmee een einde gekomen zijn aan de voor hem relatief tegenvallende resultaten? Niet helemaal. Lees verder…Lees meer »

Blunderpreventie

Het is me vroeger met de paplepel ingegoten: ‘schakers moeten op hun handen gaan zitten’. Kennelijk vond ik dit altijd een belachelijk en vooral pijnlijk advies. En waarom zou je ook?  

Je hebt toch alles goed uitgerekend? Dan moet je daar ook op vertrouwen en geen tijd verliezen. Toch? Als je bent zoals ik, dan vrees ik dat je daardoor heel wat hele en halve puntjes hebt gemorst. Ik ben tamelijk hardleers.

Op dit moment oefen ik dagelijks een stel combinatiestellingen op de computer. Ik reken de verschillende mogelijkheden door en doe mijn zet. De eerste zet is vrijwel altijd de juiste.

Voordat je denkt ‘nou die vent heeft het hoog in zijn bol!’  Wanneer ik dit zeg, betekent het natuurlijk niet dat ik dergelijke zetten binnen de spreekwoordelijke poep en een zucht heb gevonden. Soms wel, maar veel vaker ook niet. Met enige regelmaat kost het me behoorlijk wat moeite. En trouwens: in een échte partij is er geen tegenstander die me er op attendeert dat er een combinatie in de stelling zit. Kennelijk heb ik op deze manier mijn intuïtie aardig ontwikkeld. Maar waar het veel te vaak verkeerd gaat is op de tweede of derde zet. Die doe ik dan zonder verder nadenken.

Een stelling kan er in je hoofd anders uitzien als op het bord. Daar zit het probleem. En dus is het verstandig om even op je handen te gaan zitten voordat je een zet doet. Tenminste dat zeg ik tegen mezelf. En trouwens: wat is dan wel een nuttige tijdbesteding?Lees meer »