Deze stelling ontstond na 50e zet in een rapidpartij tussen Zoltan Almasi en Ljubomir Ljubojevic (Amber Rapidplay, Monaco 2001). Wit’s laatste zet was 50. Kf1 (na 49. … Tc2+).
Je kunt er lang of kort over discussiƫren, maar voor mijn gevoel staat de koning niet helemaal ideaal op f1. Wit had ook voor 50. Ke3 kunnen kiezen. Het maakt kennelijk op dit moment ook weinig uit. De vraag is nu: wat is de beste zet voor zwart?
Wit speelde hiervoor 32. g5 waarop zwart reageerde met 32. … Pe3+ en wit vervolgens het paard aanviel met 33. Kf3. Wat is nu de beste voortzetting voor zwart?
Waarom zou je eigenlijk aandacht moeten besteden aan eindspelletjes van Koning en toren tegen koning en pion? Zo’n eindspel lijkt op het eerste gezicht een kansloze zaak voor de partij met alleen een miezerige pion. Is het wel zo belangrijk om jezelf hierin te verdiepen?
Het antwoord is: het is lang niet altijd kansloos. En de tweede vraag kunnen we met een volmondig ‘ja’ beantwoorden. Hoe zit dat?
Het eindspel van f- en h-pion met beide torens op het bord is vaak onmogelijk om te winnen. Zelf kreeg ik het ooit ook op het bord en kwam weg met remise. Maar is dat hier ook het geval?
Dit is een eindspelstudie van Wotawa. Zijn naam doet vermoeden dat hij ergens uit het verre Oosten komt, maar dat is niet het geval. Alois Wotawa (11 juni 1896 – 12 april 1970) was Oostenrijker. Hij componeerde meer dan 350 eindspelstudies. Die werden voornamelijk in Duitstalige landen gepubliceerd. Hij ontving in 1966 de meestertitel (op gebied van composities).
Van alle eindspelen die je op het bord krijgt, zijn de toreneindspelen het meest talrijk. De reden ligt voor de hand: de torens komen vaak als laatste in het spel. Toreneindspelen zijn bepaald niet gemakkelijk. Dvoretsky’s Endgame Manual zegt hierover:
“Toreneindspelen zijn waarschijnlijk de belangrijkste en moeilijkste soort eindspelen. Belangrijk omdat ze het frequentst voorkomen en moeilijk omdat men veel meer kennis moet opnemen en onthouden dan bij andere materiĆ«le verhoudingen.”
Het is al weer een tijd geleden dat ik met een serietje ‘wat elke schaker van toreneindspelen moet weten’ aandacht aan dit onderwerp heb besteed. Hoog tijd om de draad weer eens op te pakken. Zullen we beginnen met twee ‘eenvoudige’ studies? Geef een oordeel over bovenstaande stelling:
Dit is een mooie eindspelstudie van Harold van der Heijden. De eerste zet is waarschijnlijk niet moeilijk om te vinden. Je kan de methode van eliminatie toepassen. Op 1. Kxd6 volgt 1. … Txe3 en het is remise. Ook 1. Txd6 werkt niet vanwege 1. … Kxa5 2. e4 Te3. Nemen op c4 ruimt de boel lekker op: 1. Txc4 Txe3+ en er blijft niets over om op winst te spelen. De vraag is: “wat dan wel?”
In de diagramstelling is wit aan zet. Zwart heeft zojuist d5-d4 gespeeld en valt de witte toren aan. Wat is nu de beste voorzetting voor wit? (verder lezen)
Je hebt vast geleerd hoe je met een dame en een koning tegen een koning en pion speelt. Vaak is dat gewonnen. Echter niet altijd. Maar hoe zit dat met een toren? Dat is een stuk lastiger.
Zie het eerste diagram. Wit is aan zet. Wij kunnen meteen concluderen dat wit voor twee mogelijke uitkomsten vecht. Hij wint of speelt in het slechtste geval remise. Dat doet zich voor wanneer de zwarte pion promoveert. Dan moet de partij met de toren meestal zijn toren opgeven.
Wat meteen opvalt is dat de witte koning zich ergens in Verwegisstan bevindt. Dat is niet positief. Gunstig is dat de toren achter de pion staat. Wat denk je? Kan zwart remise maken?
Door even simpel te tellen weet je het antwoord. Zwart heeft minimaal 5 zetten nodig om de pion te laten promoveren. Dat zijn twee koningszetten en drie pionzetten. Als wij dan ook even tellen hoeveel zetten wit nodig heeft om bij de pion te komen, dan is het antwoord duidelijk. Dat zijn namelijk ook vijf zetten. Wit mag beginnen. De afloop is voorspelbaar.
In aflevering 3 van deze serie hebben wij de Philidorpositie besproken. Daarin snijdt de verdediging de vijandige koning de pas af. Er zijn natuurlijk gevallen denkbaar waarin dat een gepasseerd station is.
Kan de verdedigende partij dan alsnog remise maken? Zoals gebruikelijk is het antwoord: dat hangt er vanaf. Maar er zijn zeker stellingen denkbaar waarin de verdediger remise kan afdwingen. (verder lezen…)