Schatkamer voor liefhebbers van eindspelen

A matter of endgame techniqueHet lijkt er op dat schaakboeken steeds dikker worden. Ik veronderstelde dat het toernooiboek van Tata Steel 2021 wel zo’n beetje het maximum is van wat je in een boek kunt stoppen. Maar dat blijkt een vergissing. ‘A Matter of Endgame Technique’ van de gerenommeerde trainer en auteur Jacob Aagaard spant de kroon met maar liefst 896 pagina’s en een gewicht van 1,8 kilogram! 

Als dat meteen de reden is om te denken: “hier stop ik, dat is veel te veel voor me” dan adviseer ik je om toch even verder te lezen. Aagaard zegt over zijn boek: 

“Het zijn eigenlijk 5 of 6 boeken in één” en even verderop in de inleiding: “Je hoeft niet alles te lezen.”

Feitelijk is elk hoofdstuk het equivalent van een boek. Je krijgt dus heel veel waar voor je geld. Ik begin er maar niet eens aan om de inhoud per hoofdstuk op te noemen. Maar uiteraard wel de globale indeling (je vindt de complete inhoudsopgave in de voorbeeldpagina’s):

  1. Eindspel elementen
  2. Gebrek aan techniek
  3. Vestingen
  4. Toren tegen loper
  5. Stukkenruil
  6. Illustratieve partijen

Wat het boek vooral niet is

Het boek maakt deel uit van een nieuwe serie onder de naam ‘Grandmaster Knowledge’. Het zijn tekstboeken en geen werkboeken, zoals in de uitstekende Grandmaster Preparation serie. Overigens kan je er nog best wel een heel mooi werkboek (oefenboek) van maken. Want de auteur leidt elk hoofdstuk in met een ruime serie oefeningen. Een idee is bijvoorbeeld om zo’n stelling tegen een computer uit te spelen en naderhand je partij te vergelijken met de analyse uit het boek.

Het is ook geen boek waarin de auteur allerlei basistechnieken uit de doeken doet. Daarvoor moet je toch écht andere boeken raadplegen. Ik denk dan bijvoorbeeld aan ‘Fundamental Chess Endings’ van Karsten Müller en Frank Lamprecht of ‘Dvoretsky’s Endgame Manual’ en last but not least Endgame Play van Aagaard.

Voor wie?

Het is absoluut geen boek voor beginnende schakers. Aagaard zegt er met zijn bekende onderkoelde humor over:

“Het boek is gericht op spelers met een rating van 2300 en meer. Dus zal het wel een commercieel fiasco worden.”

Inderdaad: de auteur geeft lang niet altijd op alle punten uitleg. De lezer kan (en moet) zelf ook nog heel veel ontdekken. Maar dat betekent niet dat het abracadabra is voor mindere goden zoals ik zelf. Aagaard geeft heel veel uitleg en toelichting. Ik durf te stellen dat zijn uitleg prima geschikt is voor ervaren clubschakers die meer uit hun eindspelen willen halen. Veel analyses beslaan meerdere pagina’s. Dus aan uitleg zeker geen gebrek. Uiteraard komen allerhande eindspeltechnieken aan bod. Zoals in onderstaand voorbeeld: driehoekjes. Het boek bevat vooral praktische eindspelen uit échte partijen en niet zozeer studies. Dat schreeuwt natuurlijk om een voorbeeld.

Voorbeeld

Ik pak een partij uit het tweede hoofdstuk: ‘Gebrek aan techniek’. Deze partij is daarvoor bijzonder illustratief en dus ook uitermate leerzaam (je kan de partij ook naspelen in de viewer maar dan vrijwel zonder alle opmerkingen, maar wel nog met wat aanvullende varianten).

Kholmov – Ilinsky (Riga 1975)

We komen er in op de 27e zet van wit. De vette letters zijn de zetten gespeeld in de partij. Ik volg (vrij vertaald) de teksten van Aagaard. Wanneer ik het, als wijsneus die ik ben, nodig vindt om iets verder toe te lichten, dan vind je mijn initialen voor de betreffende tekst (cursief). Het woord is aan Jacob Aagaard.


27. Ke2 waarop zwart reageerde met 27. … Kf8?

De eerst mogelijkheid om remise te maken is om een pionnenstructuur te creëren die goed samenhangt met de loper. 27. … f6 28. Kd3 b5! Dat is de ideale pionnenstructuur. Zwart laat de pion op a7 staan zodat het geen zwakte wordt. Zwart kan de enige zwakte op b5 eenvoudig verdedigen en de witte koning heeft geen enkele manier om te penetreren.

(MH) Wanneer je de pion toch naar a6 zou spelen, kan wit die makkelijk aanvallen met het paard (Pc3-e4-c5).

28. Kd3 Ke7 29. Kc4

Het is wit gelukt om enige druk te zetten op de zwarte stelling en nu is het makkelijk om te bezwijken wanneer zwart gaat wanhopen.

29. … Kd6?

Wat zwart ook doet. De hoop om het pionneneindspel remise te maken is in het beste geval marginaal. Over het algemeen zou ik alleen beginnen aan een moeilijk pionneneindspel als ik de verwikkelingen goed kon overzien of als ik geen andere keus had.

29. … g5 zou de normale zet zijn. Zwart zet zijn pionnen op de andere kleur dan die van de loper. Wit heeft dan verschillende mogelijkheden. Ik verken er vier:

A) 30. a4 Lc6 is helemaal niet gevaarlijk.

B) Na zoiets als 30. Pb5 kan zwart actief spelen met 30. … Le6+ 31. Kc3 Ld7! 32. Pxa7 b5 wanneer het paard zo’n beetje in de val zit. Waarom alleen ‘zo’n beetje’? Omdat 33. a4 bxa4 34. b5 er altijd is. Maar zwart maakt dan vrij eenvoudig remise met bijvoorbeeld 34. … Kd6 35. Kb4 a3 36. Kxa3 Kc5 37. Ka4 Kb6 38. Pc6 Lxc6 39. bxc6 Kxc6 40. Kb4 Kd5 41. Kc3 e4. Er zijn verschillende manieren voor zwart om zich te verdedigen. Dit is er eentje die me het meest natuurlijk leek.

C) 30. g4 ziet er tamelijk natuurlijk uit, maar zwart is bepaald niet in moeilijkheden. 30. … Ke6!? De computer vertelt dat vrijwel alles remise maakt. Maar de werkelijke ervaring achter het bord zou wel eens wat ongemakkelijk kunnen zijn. Ik heb een voorkeur voor deze zet omdat die een kleine valstrik inhoudt: 31. Pb5? Zie het diagram hieronder.

Waarom is 31. Pb5 fout?

(MH) Zelf moest ik ook even kijken want de pion op a7 hangt. Maar gelukkig zag ik al snel wat het probleem is voor wit.

31. … e4! 32. fxe4 Ke5 33. Pc3 Lxg4 34. Kb5 Lc8! en zwart wint.

(MH) Het probleem voor wit is dat zwart een vrijpion creëert op de koningsvleugel. Dat gaat sneller dan het witte spel op de damevleugel.

D) Je zou kunnen veronderstellen dat zwart bang was voor 30. Kd5, maar met natuurlijk spel houdt zwart de boel bij elkaar: 30. … f6 31. a4 Le8 en zwart kan rustig afwachten. Wit heeft geen reële dreigingen. 32. Kb5

Analysestelling na 32. Kb5

32. … Kd7! Een mooie kleine truc. 33. Pxa7 Lf7+ 34. Ke4 Lg6+ met eeuwig schaak.

Partijvoortzetting, stelling na 29. … Kd6?

30. Pb5+! Wit grijpt zijn kans met beide handen aan. 30. … Lxb5+ 31. Kxb5 Kc7 32. Ka6 Kb8

Partijvoortzetting na 32. … Kb8

Het is duidelijk dat wit gewonnen staat. Maar het is nog steeds mogelijk om het te verpesten. De logische strategie voor wit zou zijn om zijn positie eerst maximaal te verbeteren en dan specifiek uit te werken hoe de partij daadwerkelijk te winnen. Maar met zijn volgende zet maakt Kholmov de zaak lastiger voor zichzelf.

(MH) Aagaard verwijst hier naar een bekende vuistregel voor eindspelen: heb geen haast. Of in goed Engels: don’t rush!

33. f4?! Objectief bezien niet slecht, maar maakt de zaak wel een stuk moeilijker. Uh dus slecht.

33. g4!? Was een sterkere zet. Als zwart dan g5 speelt heeft wit de reservezet h2-h3 voor later. 33. … Ka8 34. h4 g5 35. h5 Kb8 36. a4 Ka8

Analysediagram na 36. … Ka8

Het kritieke moment waarop wit een winstweg moet zien te vinden. Gelukkig zijn er twee.

37. Kb5

Verderop zullen we zien dat 37. a5 bxa5 38. bxa5 Kb8 wint vanwege 40. Kc5 Ka6 41. Kb4! Kb7 42. Kb5 en wit heeft een driehoekje gemaakt

(MH) Ik vind de Engelse term mooier: black has been triangulated. Volgens mij heeft triangulatie in het Nederlands een wat andere betekenis.

37. … Kb7 38. Kc4 Kc6 39. f4! exf4 (39. … f6 40 b5+ Kd6 41. f5 en wit wint).

40. exf4 f6 (40. … gxf4 41. g5 en wit wint. De witte koning bevindt zich in het kwadrant en de zwarte koning niet).

41. fxg5 fxg5 42. Kd4 Kd6 43. Ke4 Ke6 44. b5. Zetdwang. Wit wint.

33. … exf4 34. exf4

Partijvoortzetting na 34. exf4

34. … Ka8?! Zwart geef op zijn beurt een cadeautje. Hij had veel meer weerstand kunnen bieden met:

34. … h5! Het pad naar winst is erg smal voor wit en de kans dat Kholmov die zou hebben gevonden is niet erg groot. 35. g3! Ka8. Er zijn andere pogingen, maar op dit moment zal ik je niet overspoelen met varianten. 36. a4 Kb8

Analysestelling na 36. … Kb8

37. f5! Ka8 38. a5! bxa5 39. Kxa5! Kb8 40. Kb5 Kb7 41. Kc5 Kc7 42. Kd5 Kd7 43. Ke5 Kc6 (44. … Ke7 44. f6+ gxf6+ 45. Kf5 is elementair,. Wit wint snel een pion en daarmee de partij). 44. f6 g6 45. b5+! Kc5 46. h4. Zwart verkeerd in zetdwang en wit wint.

(MH) Waarom neemt zwart niet op b5, dat ligt toch voor de hand? De aap komt al snel uit de mouw. De witte koning krijgt vrij baan naar de pion op f7. En hoewel ook zwart een dame haalt, resteert er een eindspel waarin wit twee pluspionnen heeft. Dat is gemakkelijk gewonnen.

35. a4?!

35. g4!

35. … Kb8

35. … h5 verliest ook, maar het was de moeite waard om het te proberen.

(MH) Het is altijd een goed idee om je tegenstander zoveel mogelijk problemen voor te schotelen. Wie weet gaat hij dan een keer in de fout. Wat trouwens in deze partij ook gebeurde!

36. g4 Ka8 37. h4 f6 38. f5!

Verzekert zichzelf van een extra tempo op de koningsvleugel.

38. … Kb8 39. a5 bxa5

Partijstelling na 39. … bxa5

40. bxa5?!

40. Kxa5! zou een stuk eenvoudiger zijn geweest. Een mogelijke winstweg zou zijn: 40. … Kb7 41. Kb5 Kc7 42. Kc5 a6 43. Kd5 Kb6 (43. … Kd7 44. h5 en het reservetempo komt prima uit. Zwart verkeert in zetdwang en kan alleen nog maar kiezen op welke kant van het bord hij wenst te verliezen). 44. Ke6 Kb5 45. Kf7 Kxb4 46. Kxg7 a5 47. g5! Wit wint. Hij promoveert met schaak op f8 en hoeft dan niet eens meer een dame eindspel te winnen.

40. … Ka8 41. Kb5 Kb7

Partijstelling na 41. … Kb7

42. a6?

De eerste echte fout. De winstvariant was gebaseerd op een driehoekje:

42. Kc5! Ka6 (42. … Kc7 43. Kd5 Kd7 44. a6 wint gemakkelijk).

43. Kb4 Kb7 44. Kb5! Het driehoekje is voltooid.

(MH) Ik wou eigenlijk schrijven ‘is afgerond’, maar dat is een beetje vreemd bij het idee van een driehoekje maken.

44. … Kc7 45. Kc5 Kb7 (45. … Kd7 46. Kd5 a6 47. h5 en wit wint).

46. Kd5 a6 47. Ke6 Kxa5 48. Kf7 Kb5 49. Kxg7 a5 50. g5.

Wit arriveert als eerste en wint.

42. … Kc7?

Zwart laat de kans om de partij te redden lopen. 42. … Kb8!! 43. Kc6 Kc8

Analysediagram na 43. … Kc8

De kern van de zaak is dat 44. h5 Kd8 45. Kb7 Kd7 46. Kxa7 Kc7 tot een bekende vesting.

43. Kc5 Kd7 44. Kd5

Zwart verkeert in zetdwang. Wit wint.

44. … Ke7 45. Kxc6.

1 – 0

We kunnen diverse punten aanhalen ten aanzien van deze partij. Zwart verloor omdat hij zich inliet op een gevaarlijk pionneneindspel wat hij bepaald niet optimaal speelde. Wellicht veronderstelde hij zelf al dat hij verloren stond toen hij zijn kans miste om de partij te redden. Wit kreeg zijn kans en speelde het vervolg niet al te best.

Ten eerste verzuimde hij om zijn stelling op de 33e zet te versterken. Vervolgens koos hij voor een a- in plaats van een b-pion op de veertigste zet. Tenslotte bleek hij niet in staat om de manoeuvre met het driehoekje te vinden. Daarmee gaf hij zijn tegenstander een, niet verdiende, kans op remise. Of wellicht zag hij de wijze waarmee zwart de stelling had kunnen verdedigen over het hoofd? Daarover kunnen we slechts speculeren.


Conclusie

Allereerst: ik heb mezelf heel wat werk op de hals gehaald door zo’n uitgebreid voorbeeld over te nemen. Het gaf me meteen een idee wat voor een monsterklus het moet zijn geweest om zo’n dik schaakboek te schrijven. Het is zeker niet het enige voorbeeld waarin Aagaard een stelling diepgaand behandelt. Uiteraard zijn er ook tal van kortere voorbeelden.

Ik hoop hiermee wel te hebben aangetoond dat je niet van FM-klasse hoeft te zijn om te begrijpen waarover het gaat en er toch veel van te leren. Maar als je de lessen in dit boek ter harte neemt…? Wie weet waar het eindigt. Want mijn ervaring is dat je in eindspelen heel veel halve en hele punten kunt verzamelen wanneer je de eindspeltechniek een beetje beheerst.

Kortom: een prachtig tijdloos boek. Met talloze fraaie, praktische en leerzame voorbeelden. Het boek is rijk geïllustreerd met diagrammen zodat je jezelf (zonder bord) prima kunt trainen in het visualiseren van varianten. Wat kan ik er nog meer over zeggen? Nou ja, het lijkt een duur boek, maar dat is het uiteraard gezien de enorme inhoud zeker niet.

Gegevens

Geef een reactie