Schaakpuzzel 71: een kwestie van goed kijken

Zwart aan zet

Wit’s laatste zet was 42. Db3-e3. Wat is nu de beste zet voor zwart?

Volgens Kotov in ‘Think like a grandmaster’ moeten we nu kandidaatzetten selecteren en vervolgens aan de hand van varianten berekenen bekijken wat de beste optie is. Maar is dat wel de juiste volgorde?

Als ik de vraag zo stel, verwacht je vast dat het antwoord ‘nee’ is. Inderdaad het is de verkeerde volgorde. Maar wel eentje die bijzonder populair is. Ik maak het telkens mee in trainingen dat mensen zetten beginnen te roepen alvorens ze goed naar de stelling hebben gekeken. Zelf ben ik daarop blijkbaar (en helaas) geen uitzondering.

Ik ging hier van alles proberen. Denk aan min of meer logische zetten zoals 42. … Df6 en een maffe zet zoals iets met Th3. Dat laatste is natuurlijk lariekoek. Eigenlijk volgde ik aanvankelijk mijn intuïtie en bleef daarna in een kringetje draaien. Netzo als de Duitse herder die we vroeger hadden. Die hond ging regelmatig achter zijn eigen staart aan.

Een betere volgorde?

Waarschijnlijk zou iedereen die een piepklein beetje verstand van schaken heeft zeggen: “Kijk eerst eens goed wat er in de stelling aan de hand is!” Ik herinner me nog Hans Bouwmeester die dat ook riep bij zijn commentaren als er weer eens iemand een zet de zaal in slingerde. Hans sprak de roeper dan vermanend toe. En terecht!

Eerst goed kijken is ook de volgorde die Jacob Aagaard voorstelt in zijn boek “Excelling at Chess Calculation”. (ook verkrijgbaar bij amazon.com als Kindle book, volg deze link) Voordat je kandidaatzetten kiest is het beter om goed te kijken. Calculeren begint dus met ‘zien’, dingen herkennen en niet met ‘zetten’. Zo dat is er uit. Het lukte me niet om mijn ergernis over mijn eigen domheid te onderdrukken.

Wat zien we dan?

De witte stukken zijn passief terwijl de zwarte stukken actieve posities innemen. Wat ook meteen opvalt is de positie van de witte koning. Die staat om het eufemistische uit te drukken “niet direct op een ideale plek”. Zonder de zet 42. Db3-e3 zou zwart mat in één kunnen geven. Zoiets zet je op een spoor. Toch?

Een ander probleem is dat de witte dame een tikkeltje overbelast is. De dame moet het mat verdedigen, maar ook nog de eigen toren op b2 in het snotje houden. Want op 42. Db3-f3 zou zwart simpel de toren winnen met 42. … De5+. Trouwens nog beter is dan 42. … De5+ 43. Kg4 en Th4 mat. Maar dat terzijde. Wit heeft dus grote problemen. Maar hoe er van profiteren?

Als we nog even verder denken dan ligt het antwoord voor de hand: stel nou dat we de witte dame van het veld e3 kunnen weglokken, dan…? Dan is Df4 gevolgd door Dh4 mat. Kortom: we hebben nu voldoende aanknopingspunten. Eigenlijk is er slechts één kandidaatzet waarmee zwart zijn doel bereikt:

42. … Te1! De computer geeft nu een torenzet voor wit. Maar daar beginnen wij mensen natuurlijk niet aan. Een mens gaat verder met 43. Dd2 (houdt het veld f4 nog net onder controle). Maar ook daar heeft zwart iets op gevonden (is nu niet moeilijk meer) 43. … Te2! En wit verliest de controle over f4 en daarmee de partij.

De moraal van het verhaal? Eerst goed kijken en daarna pas zetten selecteren. Maar dat wist ik (en jij) natuurlijk al lang. Alleen is het zo lastig om de dingen die ik intuïtief meen te zien eventjes te onderdrukken.

Stelling gevonden in ‘A Modern Guide to Checkmating Patterns’ – Vladimir Barsky – NewInChess

Geef een reactie