Wat elke schaker van toreneindspelen moet weten – Voorbij de Philidor positie (4)

In de derde aflevering van deze serie hebben wij de Philidorpositie besproken. Maar hoe pak je het aan als dat een gepasseerd station is? Hierbij denk ik dan aan stellingen waarin de zwarte koning teruggedrongen is naar de achterste rij. Dat heeft voor- en nadelen. Het voordeel voor de aanvaller is dat de verdedigende partij nog maar heel weinig bewegingsruimte heeft. Ook moet de verdediger constant letten dat hij niet mat gaat.

En wat zijn dan wel de voordelen voor de verdediger? Ten eerste dat de verdediging in een aantal gevallen van een verbijsterende eenvoud is. En dat de aanvallende partij het voor elkaar moet boksen om de koning weg te jagen van het promotieveld. Maar daarmee houden de voordelen voor de verdediger wel zo’n beetje op. (verder lezen)

De verdediger houdt stand

De makkelijkste situatie vind je in het eerste diagram. Hier wegen de voordelen voor de verdediger veel zwaarder dan voor de aanvaller. Het maakt niet uit wie er aan zet is. De stelling is en blijft, uiteraard bij correct spel, remise. Zwart speelt gewoon zijn toren heen en weer op de achterste rij. Dan is er geen vuiltje aan de lucht. Je vindt hier een voorbeeld.

Het is overigens net zo potremise met een pion op de g-lijn. Ook dan blijft zwart stoïcijns met zijn toren op de achterste rij schuiven totdat beide partijen er doodziek van zijn. Dat laatste uiteraard om heel verschillende redenen!

De verdediger gaat kopje onder

Maar hoe staan de zaken er voor wanneer wij deze stelling nog wat verder verschuiven? Dan is het schaakbord net iets te breed voor zwart! De verdediging op de achterste rij werkt niet meer omdat de witte toren nu voldoende ruimte heeft rechts van de f-pion.

Wit speelt 1. Th7. Hier komt een van de nadelen waarover ik het eerder had naar voren. Wit dreigt mat. Dus moet zwart reageren. De enige zinnige zet is 1. – Kg8 (na 1. – Ke8 verliest hij de toren). Helaas biedt dit ook geen soelaas omdat wit nu verder gaat met 2. f7+ en de rest is te simpel om veel woorden aan vuil te maken. Je vindt hier een voorbeeld. Ik kan je na alvast verklappen dat deze stelling voor zwart verloren is. Het maakt daarbij niet uit wie er aan zet is.

Hoe zit het met andere pionnen?

Je voelt nu wel aan dat het voor zwart net zo verkeerd afloopt met een pion op de e-lijn. Idem dito als wij de stelling nog verder naar links verplaatsen. Ook dan wint dezelfde torenmanoeuvre. Uiteraard totdat de pion aan de rand staat. Dan is het, als de verdedigende toren ergens rechts staat (bijvoorbeeld wit: Kb6, Th6, pi a6 en zwart Kb8 Tg8) weer remise. Dat is de vloek van de randpion!

En hoe zit het dan als zwart in de stelling met de e-pion aan zet is? Zie het derde diagram. Zwart speelt bijvoorbeeld 1. – Kf8 (alle andere zetten verliezen razendsnel). Plotseling werkt de manoeuvre met de toren en pion niet meer (ga dat zelf maar even na!). Maar niet getreurd. Wit maakt deze keer met zijn toren een wat ruimere omtrekkende beweging en zet alsnog de zaken naar zijn hand.

Alle afleveringen uit deze serie:

Geef een reactie