Wat elke schaker van toreneindspelen moet weten: Lucena positie (2)

Als je op de hoogte bent van een aantal stellingen met weinig materiaal en weet wat de juiste manoeuvres in die omstandigheden zijn, dan kun je al heel wat halve en soms hele puntjes extra verdienen.

Je kunt bijvoorbeeld van tevoren goed inschatten of het zinvol is om naar een bepaald eindspel af te wikkelen. Of juist te vermijden!

De stelling in het eerste diagram is zo’n bekende stelling met weinig materiaal. Wit speelt en wint. Over het algemeen schrijft men de oplossing toe aan de Spanjaard Lucena. Het is echter helemaal niet zeker dat hij de manoeuvre die je straks gaat zien ook heeft bedacht. Hij heeft er in ieder geval niets over geschreven in zijn boek dat al in 1497 werd gepubliceerd.

Een soortgelijke stelling werd voor het eerst genoemd in een boek geschreven door Salvio (1634). Hij schrijft de oplossing toe aan Scipione uit Genua. Enfin, laten wij het maar gewoon houden op de stelling van Lucena.

Lucena positie: de juiste manoeuvre

Hoe moet wit het aanpakken? Als de witte koning op d7 zou staan, dan was het een eitje om te winnen. Wit speelt dan gewoon 1. e7-e8D en zwart kan andere, en veel nuttigere, bezigheden gaan zoeken. (Verder lezen…)

Maar de koning staat op het promotieveld en dat is best een vervelend probleem. Want speelt hij bijvoorbeeld 1. Kd7 dan komt hij geen spat verder. Zwart gaat schaakjes geven totdat hij een lamme arm heeft en wit kan geen vorderingen maken, want hij mag de pion niet al te ver uit het oog verliezen.

Wit moet dus iets anders bedenken. Heb je het eerste deel van deze serie over toreneindspelen gelezen? Dan weet je wel wat je te doen staat. Je moet proberen de zwarte koning buitenspel te zetten (afsnijden) en zodoende voldoende ruimte creëren voor de eigen koning. De eerste zet ligt dus voor de hand: 1. Tg1+ De zwarte koning heeft dan de keuze tussen 1. – Kf6 en 1. – Kh7.

Na 1. – Kf6 is het snel bekeken. Wit speelt eenvoudig 2. Kf8 en zwart kan de promotie van de witte pion niet langer tegenhouden. Maar hoe gaat het verder na 1. – Kh7? Zou wit nu bijvoorbeeld 2. Kf7 spelen, dan begint zwart gewoon weer met de tactiek waarin hij zo goed is en die niks van zijn hersencapaciteit vergt: schaakjes geven totdat wit een ons weegt.

Dat werkt dus niet. Maar wacht eens even? Als zwart 1. – Kf6 speelt, dan verschaft hij wit als het ware een paraplu tegen een regen van schaakjes. Kan wit niet zelf, dus zonder hulp van zwart, zo’n paraplu fabriceren? In de schaakliteratuur noemt men dit trouwens een ‘brug bouwen’. Het schijnt dat Aaron Nimzowitsch deze term heeft bedacht. Maar dat slaat natuurlijk helemaal nergens op. Een brug is iets waar je over heen gaat en meestal niet onder schuilt. Tenzij je weinig geluk in het leven hebt gehad natuurlijk. Een paraplu is typisch iets waaronder je schuilt tegen de regen.

Wit kan inderdaad zo’n paraplu fabriceren. Hoe? Het is een goede idee om daar zelf even over na te denken. Je vindt het antwoord hier…

Alternatief voor de methode van Lucena

Het is handig om te weten dat er in een aantal gevallen een alternatief is voor de methode van Lucena. Zie het diagram hiernaast. Wit peinst er niet over om een paraplu/brug te maken. Hij speelt gewoon Te1-h1-h8-g8. Vervolgens verlaat de witte koning zijn schuilplaats en is promotie van de pion onafwendbaar. Zie hier hoe dat in z’n werk gaat. Merk op dat deze manoeuvre niet mogelijk is met een pion op de g-lijn.

Andere afleveringen uit deze serie:

Geef een reactie