
De oefenboeken van de stappenmethode bevatten heel wat materiaal. Maar tot mijn grote schande heb ik ze zelf nooit opgelost.
Het is toch wel een prima idee voor een schaaktrainer om dat zelf eens te doen. Daar ben ik een paar dagen geleden mee begonnen.
Om het mijzelf wat moeilijker te maken dook ik meteen in de mix-opgaven van stap 4.
De grap van die mix-opgaven is natuurlijk dat je geen hints hebt in de vorm van ‘dubbele aanval: jagen en richten’. Als dat er bij staat weet je waar je naar moet zoeken. Die oefeningen met bepaalde thema’s zijn overigens wel bijzonder nuttig voor het leren herkennen van patronen. Maar in een gewone schaakpartij krijg je geen hints zoals ‘penning kopstuk lokken’. Als je dergelijke oefeningen hebt gedaan zitten de patronen hopelijk in je hoofd en herken je ze wanneer ze op het bord verschijnen. Zie het volgende voorbeeld: (verder lezen…)

Met de hint:
‘Penning en kopstuk lokken’ vind je waarschijnlijk binnen een fractie van een seconde het juiste antwoord.
Namelijk: 1. Txf4+ Dxf4 2. Tf1 en wit wint materiaal.
Wellicht moet je even wennen aan de termen die de stappenmethode gebruikt.* Het zijn niet helemaal de termen die een gemiddelde schaker gewend is. Bij een penning is het kopstuk het stuk dat gepend staat. Als je een kopstuk hebt, voel je waarschijnlijk ook aan dat er een staartstuk moet zijn. Bij een penning is dat het achterliggende stuk. In dit geval de koning.
Nog een voordeel van de mix-opgaven
Zoals gezegd in een normale partij krijg je ook geen hints. Een ander voordeel van die mixopgaven is dat je eigenlijk niet weet of je nu een ‘aanvallende’ of een ‘verdedigende’ zet moet spelen.
Tijdens het maken van de schaaktechnische toets voor schaaktrainer 2 overkwam het me dat ik in een bepaalde stelling niet het juiste antwoord wist te vinden. Ik ging er vanuit dat het een opgave was van ‘wit speelt en wint’. Maar ik had de opgave (weer eens een keertje) niet goed gelezen. Er stond toch écht: ‘wat is de beste zet?’
Als je naar een aanvallende zet zoekt die er gewoon niet is, kun je zoeken totdat je een ons weegt je vindt hem nooit! Het was ook de enige opgave die ik fout had gemaakt. Toen Eddy Sibbing (een geweldige trainer!) opmerkte dat het om de beste zet ging en dat het ook een verdedigende zet kon zijn, vond ik het antwoord vrijwel meteen. Zo zie je maar weer wat oogkleppen kunnen veroorzaken!
Effe verder kijken dan je neus lang is!
Terug naar het diagram van de inleiding. Die opgave is ook niet vreselijk moeilijk. Tenzij je het jezelf moeilijk maakt. Ik keek als eerste naar 1. Ld4. Ik durf te wedden dat iedereen het zou doen. Maar na de riposte 1. – Lg5 hield ik op met rekenen. Ik redeneerde veel te snel: ‘dat levert niks op!’ Nu kun je in deze stelling naar andere zetten zoeken tot het je scheel voor de ogen ziet, maar die zet is er gewoon niet. Zelfs zulke laffe zetjes als 1. Ld2 hebben als bezwaar dat ze niks tegen de dreiging 1. – Lg5 doen.
Enfin toch nog maar weer even opnieuw gekeken naar 1. Ld4 en toen…? Zag ik plotseling licht aan het einde van de tunnel. Zie onderstaand diagram.
Eigenlijk ook niet moeilijk. Maar gek genoeg loop je soms toch tegen een muur op als je zo’n stelletje opgaven achter elkaar maakt. Over het algemeen vind ik de antwoorden redelijk vlot, maar af en toe gaat het hopeloos mis.
Hoe komt dat?
Het zal voor iedereen wat anders liggen. Maar ik heb nogal eens de neiging om me in een zet vast te bijten. Mijn intuïtie zegt dan ‘dit is de juiste voortzetting’. Helaas laat die intuïtie me af en toe in de steek. Het zou geen slecht idee zijn om de methode die ik eerder op deze site heb gepresenteerd niet alleen toe te passen bij de eerste zet in wat hopelijk een succesvolle combinatie is, maar ook op latere momenten.
De methode houdt simpelweg in, kijk:
- eerst naar schaakzetten (en/of schaak met slaan)
- dan naar slagzetten
- en vervolgens pas naar dreigingen.
Had ik dit op de tweede zet (dus na 1. Ld4 Lg5) toegepast, dan waren de eerste zetten waar ik naar had moeten kijken, respectievelijk:
- dame slaat op h7, g6 of f8 geweest.
En de oplossing dringt zich dan als het ware vanzelf op. Hier draait het om het vinden van de ‘tussenzet’. Want als je eenmaal 2. Dxf8 (desperado) ziet, is de rest kinderspel.
*De stappenmethode heeft haar eigen terminologie die voor schakers die er nooit kennis mee hebben gemaakt wellicht vreemd overkomt. Zelf kan ik er ook maar moeilijk aan wennen. Maar voor kinderen is het wel handig en dus daarom didactisch wel een prima idee.
Een ander probleem is dat verreweg de meeste schaakboeken tegenwoordig in de Engelse taal zijn geschreven. Dus ken ik de Engelse termen wel, maar zijn de Nederlandse termen diep weggezonken.