Heb je het wel eens meegemaakt? Je speelde een partij en kwam goed te staan. Zelfs zo goed dat je dacht ‘dit ga ik winnen’. Je beet jezelf stevig vast in de stelling, maar wat je ook deed, je vond niet de winnende voortzetting.
Het overkomt ons allemaal wel eens. Het valt me op dat wanneer ik bijvoorbeeld een schaakpuzzel probeer op te lossen, dat ik dan al snel een zet zie waarvan ik denk ‘dat is hem’! Maar wat nou als ‘het hem niet is’? Dan loop je het risico eindeloos in herhaling te vallen en uiteindelijk zie je dan hopelijk wel een keer het licht, of ook niet.
Dat is bij een puzzeltje niet zo erg. Maar in een schaakpartij is het natuurlijk bijzonder vervelend. Onlangs vond ik bij twee Duitse schaakmeesters: Georgios Soleidis alias The Big Greek en Elisabeth Paehtz een methode die praktische voordelen heeft en die je makkelijk in praktijk kunt brengen.
Even tussendoor: beide schaakmeesters hebben een kanaal op Youtube met heel veel materiaal. Soleidis in het Duits en Paehtz in het Engels.
Als je het gevoel hebt dat er een combinatie mogelijk is dan loop je simpel alle zetten die mogelijk zijn na. Je gaat op zoek naar ‘kandidaatzetten’. Daarbij is het belangrijk dat je onbevangen naar een stelling kijkt en niet meteen met een oordeel komt. Eerst de mogelijke zetten inventariseren en dan pas kijken wat de beste zetten zijn. (verder lezen)
Hoe pak je het aan?
Zoeken naar zetten doe je in deze volgorde:
- Schaak geven (en eventueel slaan)
- Slaan
- Dreiging
Het lijkt idioot veel werk, maar in de praktijk valt het reuze mee. Over het algemeen vallen er al snel een aantal zetten af omdat ze ‘onzinnig zijn’. Maar niet elke zet die onzinnig lijkt, is het ook. Dat blijkt uit enkele voorbeelden hieronder. De kans dat je dan nog een zet over het hoofd ziet is relatief klein. Neem het volgende voorbeeld.

Wit staat nogal wat materiaal achter. Maar de zwarte koningsvleugel ziet er niet best uit en dat geeft kansen. Laten wij nu eens het lijstje afgaan. Welke schaak (en pak)zetten heeft wit? De dame kan op h7 en op f6 slaan. De loper alleen op e5 en het paard kan geen schaak geven of iets pakken.
Er blijven dus weinig zetten over die je hoeft te proberen. 1. Dxh7+ is natuurlijk onzin. Dan blijft eigenlijk alleen nog 1. Dxf6+ over. En warempel: dat wint. Kijk maar 1. – Lxf6 (het alternatief Kg8 helpt ook niet, want dan is het Ph6#) 2. Lxf6 Kg8 3. Ph6#
Nou dat was makkelijk. Het volgende voorbeeld is al wat lastiger.

Dit voorbeeld is afkomstig van Soleidis. Kijken wij eerst naar de schaak en eventueel pakzetten. Dat zijn er 3: Pxf6+, Pe4-d6+ en Pc4-d6+. Dan zijn er nog enkele ‘pakzetten’ aanvullend op de eerder genoemde zetten zijn dat Pxc5, Pxe5 en Pxb6 of Dxb6.
Je ziet al snel dat de meeste zetten kansloos zijn. Eigenlijk blijven er maar twee zetten over. Dat is schaak geven op d6. En ook hier ligt de keuze voor de hand. Als je Pe4-d6+ speelt dan pakt zwart het paard van het bord en kom je niet verder.
Dus blijft alleen 1. Pc4-d6+ over. Derze zet biedt perspectieven omdat de diagonaal a2-g8 open komt voor de witte dame. In de eerste plaats dreigt er nu Df7#. Dus een zwarte koningszet is geen optie. Maar alles lijkt in kannen en kruiken voor zwart, want hij neemt het paard met de loper: 1. – Lxd6. Nu heeft wit twee schaakzetten: De6+ en Dg8+. Op 2. Dg8+ speelt zwart eenvoudig 2. – Lf8 en wit heeft niets bereikt. Dus blijft 2. De6+ over. En dat is wel heel vervelend voor zwart, want hij kan de loper niet naar e7 terug spelen omdat dan de dame van het bord gaat. En op 2. – Kf8 volgt 3. Pd6 en zwart moet zijn dame offeren om mat te voorkomen.
In voorbeeld 4 herken je misschien nog wel de contouren van een Siciliaans partij. Ergens is er iets misgegaan voor wit. Zwart is aan zet. De eerste zet ligt voor de hand: schaak en slaan. De alternatieven 1. – Dxe6 of 1. – Pxe6 leveren niks op.
Waarschijnlijk zouden de meesten van ons zonder al te veel nadenken 1. – Dxc2+ spelen. Maar hoe verder na 2. Ka1? Als je de zetvolgorde hanteert zoals ik eerder heb voorgesteld, dan kijk je eerst naar 2. – Pb3+! (schaakzet). Wit is dan gedwongen om 3. axb3 te spelen. Maar hoe dan verder? Kijk daar zelf maar eens naar. Je vindt de antwoorden als je op het diagram klikt.
Voorbeeld 4 vond ik weer bij Soleidis. Dit is een mooie illustratie van een ‘onwaarschijnlijke zet’ die toch de beste is. Ga zelf maar even na. Wit heeft diverse pakzetten:
Dxc6, Dxf6, Dxf8, Dxd7+, Txf8, Txh6, Pxh6 en Pg7+.
De meeste zetten vallen direct af. De witspeler nam met de toren op 1. Txf8+ (pak en schaak) 1. – Pxf8 2. Dc6+ en hij haalt de toren van e4 op. Daarna gaf zijn tegenstander op. Maar wit zag de snelste weg naar winst over het hoofd.
Als hij het systematisch had aangepakt, zou hij eerst naar alle schaakzetten hebben gekeken. Dan springt meteen 1. De7+ in het oog. In eerste instantie lijkt dit een belachelijke zet. Maar na het gedwongen 1. – Txe7 ontstaat er een fraai mat met 2. Pd6#
Wij kijken weer als eerste naar schaakjes. Je hebt Th5+, Tg6+, Lg6+ (zou mat zijn als de zwarte toren niet op g8 stond) en Df8+. Daarmee heb je meteen de oplossing in handen. Wit lokt de toren weg en geeft mat: 1. Df8+ Txf8 2. Lg7#. Merk op dat pakzetten niks opleveren (even op het diagram klikken voor een variant. .
Opgaven
Dat was allemaal redelijk eenvoudig. Tijd dus voor wat lastigere opgaven. Maar ook die zullen geen probleem zijn als je systematisch te werk gaat. Je vindt telkens de antwoorden als je op het diagrammen klikt.
In het volgende voorbeeld zijn de schaak- en pakzetten beperkt.
De volgende is een stuk lastiger.
Niet al te moeilijk, maar wel even oppassen.
Lijkt op de vorige opgave.
Onaangename verrassing!
Eerst schaakjes, dan pakzetten en dan dreigingen…
Als je de methode hebt toegepast, merk je dat het helemaal niet zoveel extra werk is. Een groot voordeel is dat je meerdere ‘kandidaatzetten’ bekijkt alvorens echt de stelling in te duiken. Het risico dat je dan iets over het hoofd ziet, is daarmee een stuk kleiner.