Na twee enerverende partijen in de schaakmatch om het wereldkampioenschap kon je er op wachten dat er een wat minder spannende partij zou volgen. Nepo en Ding toverden bekende stellingstructuren uit het damegambiet op het bord. Gelukkig valt er over deze variant veel meer te vertellen dan deze ‘tussenpartij’. Zullen we eens een duik nemen in de bijzonder boeiende geschiedenis van de ruilvariant van het damegambiet?
Eerst nog even Nepo tegen Ding
Tot en met de zestiende zet was het allemaal al een keer gespeeld door…? Ding himself in een rapidpartij (2022) tegen onze eigen Giri. Ik geef de partij maar even.
Ook dit was een tikkeltje saaie partij tussen Ding en onze landgenoot. Ik heb me afgevraagd waarom Giri en Nepo 15. Pc1 speelden. Er zit uiteraard een idee achter. Het paard kan via b3 naar c5 gaan. Nu het paard niet meer op e2 in de weg staat is e3 gedekt en kan wit verdergaan met f3 en bijvoorbeeld de dame naar f2 spelen (dekt d4) om zodoende e3-e4 voor te bereiden. Op c1 staat het paard niet goed. Het probleem is echter het paard op h5.
Zoals gezegd: het witte plan is om e3-e4 door te zetten. Daarvoor speelt men het paard e2 naar g3 om deze opstoot te ondersteunen. Maar hier heeft zwart het paard op h5 geposteerd. We zien dat ook terug in andere partijen. Je kunt er donder op zeggen dat zodra het paard op g3 verschijnt, zwart de knol van het bord neemt (Ph5xg3).
Een ander voordeel van het paard op h5 is dat een uitval van de dame naar bijvoorbeeld g5 in de stelling zit (met soms Lh3 ideetjes). Zie de laatste partij van Navara tegen Adams. Kortom: de stelling is een stuk complexer dan je op het eerste gezicht zou denken.
In de partij tussen Nepo en Ding keert het paard weer terug op e2, maar dan heeft zwart inmiddels voldoende tegenspel ontwikkeld. En reageert met 17. … c5.
Hoe anders ging het er vroeger aan toe!
Deze partij herinnerde me aan Botvinnik die met deze variant mooie successen behaalde. Kijk eens hoe hij al in 1952 Keres te grazen nam.
Een volgend slachtoffer
Het brengt ons bij een ander fraai voorbeeld. Ook Larsen ging in 1965 na een enerverende strijd tegen Botvinnik ten onder.
Ook Kasparov speelde deze variant
Kasparov komt uit de school van Botvinnik en je bent dan ook niet verbaasd dat hij deze variant regelmatig ophet bord bracht. Met zijn dynamische stijl valt er dan altijd wel iets te beleven. In de volgende partij is Nigel Short het haasje.
Ook zwart heeft kansen
Uit de voorgaande partijen zou je kunnen concluderen dat zwart het moeilijk heeft in deze variant. Maar dat valt reuze mee. De zwarte stelling is solide en er zijn vaak prima tegenkansen.
Dat is toch iets waar witspelers attent op moeten zijn. In het damegambiet komt het regelmatig voor dat wit weliswaar de overhand heeft op de damevleugel, maar zwart uitstekende kansen heeft op een koningsaanval. In de volgende partij zet Michael Adams (met zwart) zijn stukken eerst op de goede velden en gaat daarna pas over tot serieuze actie. Uiteindelijk moet Navara het onderspit delven.
Nog even terug naar Botvinnik
Het concept met de opstoot van de e-pion was uiteraard al langer bekend. Een klassieker is Botvinnik – Capablanca (AVRO, 1938). Ik geef deze partij zonder commentaar.
Begrijp wat je doet: Deel 2 – Damegambiet Structuren
Dit boek geeft een overzicht van stellingen en hun bijbehorende plannen die ontstaan in het Damegambiet. Zeer de moeite waard en bevat met name nuttige informatie over de achterliggende ideeën. Met uiteraard ook meerdere interessante partijen. Kortom: een aanrader! Meer weten… (via De beste Zet)