Wat zeggen de schaakregels over een gevalletje van schaakblindheid?

onbedoeldmatWat moet een arbiter beslissen in het volgende grappige geval? Een schaakpartij is al een flinke tijd aan de gang. Een van de spelers zit behoorlijk krap in de tijd. Hij heeft nog slechts een seconde of dertig om zijn zetten te doen. Zijn tegenstander heeft veel meer tijd tot zijn beschikking.

Zwart speelt 77 … Td6+ en biedt vervolgens remise aan. Zijn tegenstander aanvaardt dit aanbod. Kort daarna ontdekt de zwartspeler niet alleen schaak te hebben gegeven, maar zijn tegenstander mat te hebben gezet. Zie het diagram.

Stel dat jij arbiter zou zijn, wat zou je dan beslissen? Dit is de case die Pieter de Groot in zijn artikel ‘Mat en remise-overeenkomst’ op Schaaksite.nl voorlegt aan de lezers. Het is inderdaad een boeiende case. Want hoe zit het nou precies? Wat zeggen de schaakregels hierover?

Voordat ik daar op in ga, vertel ik je eerst wat de wedstrijdleider in deze zaak besliste. Hij oordeelde dat de partij in remise was geëindigd. Zwart ging hiertegen in beroep, maar dat beroep werd later ingetrokken vanwege een triest overlijdensgeval.

Pieter de Groot verdedigt het besluit van de dienstdoende arbiter in zijn artikel. Volgens hem draait het daarbij om drie artikelen uit de schaakregels.

Artikel 5: Het einde van de partij
5.1 a. De partij is gewonnen door de speler die de koning van zijn tegenstander heeft matgezet. Dit beëindigt de partij onmiddellijk, onder voorwaarde dat de zet waarmee de matpositie werd bereikt, reglementair was.

Wat zeggen de regels over remise overeenkomen?

Artikel 5.2.c.
De partij is remise als beide spelers dit tijdens de partij overeenkomen. Dit beëindigt de partij onmiddellijk (zie artikel 9.1).

Volgens Pieter is dit een typisch gevalletje van regels die met elkaar in tegenspraak zijn. Of, om hem nauwkeuriger te citeren:

‘Deze zaak is een voorbeeld van een geval waarbij de correctie van het Voorwoord op artikel 5.1 (mat beëindigt de partij onmiddellijk) van toepassing is. Strikt vasthouden aan de toepassing van artikel 5.1 is in strijd met een of meer elementen van het Voorwoord. Het gaat om de motivering van de beslissing.’

Laten wij dat voorwoord er dus ook maar even bijhalen:

Voorwoord
De Regels voor het Schaakspel kunnen niet alle mogelijke situaties dekken die tijdens een partij voorkomen. Evenmin kunnen ze alle administratieve kwesties regelen. In situaties die niet nauwkeurig door een artikel van de Regels worden geregeld moet het mogelijk zijn om tot een juiste beslissing te komen door analoge situaties in overweging te nemen, die wel in de Regels voor het Schaakspel worden behandeld. In de Regels wordt er vanuit gegaan dat arbiters over de vereiste bekwaamheid beschikken, een goed beoordelingsvermogen hebben en volstrekt objectief zijn. Een te gedetailleerde beschrijving van een regel kan ertoe leiden dat de arbiter niet in volle vrijheid kan beslissen en dit zou hem daardoor kunnen beletten de oplossing van een probleem te vinden, gebaseerd op billijkheid, logica en bijzondere omstandigheden.

De FIDE doet een beroep op alle schakers en schaakbonden deze opvatting te aanvaarden.

——————————————–

Dit is de officiële Nederlandse vertaling van de KNSB. Deze wijkt enigszins af van de vertaling die Pieter zelf geeft. Deze officiële vertaling lijkt me correcter dan de weergave van Pieter. Voorts lardeert hij zijn betoog met allerhande voorbeelden. Die voorbeelden maken de zaak er niet duidelijker op. De kern van zijn betoog draait om het feit dat de regels hier geen uitkomst zouden bieden en daarom het voorwoord van het reglement van toepassing is. Maar zullen wij nog eens goed naar de regels kijken? Artikel 5.2.c. zegt

‘De partij is remise als beide spelers dit tijdens de partij overeenkomen. Dit beëindigt de partij onmiddellijk (zie artikel 9.1)

De crux zit in het woord tijdens. De partij was echter al beëindigd omdat wit mat stond. Een partij kan toch niet twee keer eindigen? Waar je in zo’n geval naar moet kijken is simpel:

        Wat is er als eerste gebeurd?

Dat was overduidelijk de matzet. Die matzet, zie artikel 5.1.a beëindigt de partij onmiddellijk. Daarna is er dus geen ’tijdens de partij’ meer. Het is de logica waar het voorwoord uitdrukkelijk naar verwijst. Of één of beide spelers het hebben opgemerkt doet feitelijk niet ter zake. Er zijn zoveel dingen die mensen niet opmerken tijdens een schaakpartij. Pieter gaat verder met:

  1. De speler wist niet dat hij zijn tegenstander had mat gezet. Als hij dat had geweten had hij natuurlijk geen remise aangeboden.
  2. Als iemand zich wil beroepen op de matzet, had hij niet te goeder trouw remise moeten aanbieden. ‘Een man een man, een woord een woord’ en ’belofte maakt schuld’. Een speler is gebonden aan zijn eens gegeven woord.

Is het niet een beetje vreemd om onwetendheid als argument aan te voeren voor de rechtvaardiging van een beslissing? Stel iemand laat zich mat zetten. Maar hij is volkomen onwetend van dit feit. Sterker nog, wijzend naar het bord, ontkent hij bij hoog en bij laag dat het mat is. Moet een arbiter daar dan in meegaan terwijl deze mening overduidelijk onjuist is? Dat is natuurlijk pure flauwekul.

Ook het tweede argument snijdt geen hout. Het gaat niet om iets te goeder trouw doen of je woord houden. Waar het om draait is dat het woord van de zwartspeler geen waarde meer had. Overigens kun je je in dit geval afvragen of de witspeler wel te goeder trouw was. Maakte hij geen misbruik van het feit dat de zwartspeler kennelijk eventjes een totale black-out had? Telt dat dan niet? Vreemd omdat Pieter bij herhaling een beroep doet op de redelijke en billijke toepassing van de regels.

Even verder zegt Pieter:

Soms is een regel in het geval dat moet worden beslist, onvoldoende duidelijk. Dan kan de redelijkheid en billijkheid die regel aanvullen. Een andere keer is in een voorkomend geval een regel veel te hard, dan kan de redelijkheid en billijkheid die regel corrigeren.

Het punt is nu juist dat de regels in dit geval volstrekt duidelijk zijn. Het voorwoord dat Pieter er bij haalt zegt bijvoorbeeld helemaal niets over het feit dat een regel te hard kan uitwerken. Het is logisch omdat schaken een hard spelletje is. Wij hebben allemaal wel eens uren zitten zwoegen om een partij naar winst te voeren om vervolgens met één enkele blunder de zaak volledig te verknoeien. Het is bikkelhard. Moet je dan het voorwoord er bij halen om alsnog een beter resultaat te incasseren? Ik hoop van niet.

Het gaat niet over de intenties waarmee spelers hun zetten uitvoeren
Ik heb ook wel eens de meest fraaie intenties gehad en door te blunderen, ging er een onverwachte streep doorheen. Het is trouwens mijn intentie om elke partij te winnen. Maar om de een of andere rare reden, lukt dat niet altijd. Een voorbeeld: ooit voerde ik een matcombinatie uit. Helaas handelden mijn vingers niet geheel conform mijn bedoelingen. Tot mijn grote afschuw verwisselde ik twee zetten. In plaats van de partij met mat bekronen, kon ik terstond opgeven. Hard, maar het is niet anders.

Pieter eindigt zijn betoog met de volgende conclusie:

Het afwegen van de argumenten is geen wiskunde, maar een persoonlijke aangelegenheid. De SGS-zaak is een voorbeeld van een geval waarbij de correctie van het Voorwoord op artikel 5.1 (mat beëindigt de partij onmiddellijk) van toepassing is. Strikt vasthouden aan de toepassing van artikel 5.1 is in strijd met een of meer elementen van het Voorwoord.

Dat het strikt vasthouden aan de toepassing van artikel 5.1 in strijd is met een of meer elementen van het voorwoord is naar mijn smaak onjuist. Het voorwoord zegt zelfs met zoveel woorden:

‘De regels gelden en moeten worden toegepast. Maar je kunt nu eenmaal niet alles regelen. Als je meent dat het reglement ergens niet in voorziet, dan geldt het voorwoord.’

Het gaat al helemaal niet om een persoonlijke aangelegenheid. Lees nog een keer deze zin uit het voorwoord:

In de Regels wordt er vanuit gegaan dat arbiters over de vereiste bekwaamheid beschikken, een goed beoordelingsvermogen hebben en volstrekt objectief zijn.

Persoonlijk is per definitie niet objectief. Men noemt terecht zaken als bekwaamheid, goed oordeelsvermogen en objectiviteit. Vrouwe justitia draagt niet voor niets een blinddoek. Je kunt uitsluitend in het betoog van Pieter meegaan als je het belang van de volgorde waarin de handelingen plaatsvonden ontkent. Er is helemaal geen sprake van onduidelijkheid over de regels. Ik pak er een essentieel element uit:

In situaties die niet nauwkeurig door een artikel van de Regels worden geregeld moet het mogelijk zijn om tot een juiste beslissing te komen door analoge situaties in overweging te nemen, die wel in de Regels voor het Schaakspel worden behandeld.

Kortom: het voorwoord is slechts van toepassing als je er met de bestaande regels niet uitkomt.  Dat een schaker in een soort roes verkeert en veronderstelt dat de partij nog aan de gang is doet er niet toe. Na het mat was het gewoon over en uit. Of val ik nu in herhaling?

Olof_KuligowskiFeiten of intenties?
En je moet iemand al helemaal niet belonen voor het feit dat hij bewust of onbewust, dat laat ik eventjes in het midden, baat heeft van de blindheid van zijn tegenstander. Want laat je zoiets toe dan is het einde helemaal zoek. Ik herinner me nog een partij tussen Erik Olof en Kuligowski. Daarin deed de Pool de zet Ke8-e5!!??? Zijn intentie was om de dame te spelen. En weer luisterden de handen niet naar het hoofd.

Er ontstond grote commotie. De Pool moest zijn illegale zet terugnemen en vervolgens een zet met de koning doen. Hij gaf het meteen op. Hans Ree wijdde er nog een hele schaakrubriek aan. Zijn betoog was doorspekt met dezelfde soort argumenten als die Pieter aandraagt. De feiten leken volgens Ree niet te tellen. Het ging volgens hem vooral om de intenties.

Wil je op deze situaties ook het voorwoord toepassen? Het lijkt me van niet. De regel is strikt helder: aanraken is zetten. Evenzo is mat over en uit of je het nu doorhebt of niet. Een eventueel vervolg is onreglementair. En ook daarvoor is een keurige regel (7.4.a)  die zegt dat de partij moet worden teruggebracht in de situatie van voor deze onregelmatigheid. Pieter haalt deze regel notabene zelf aan. I rest my case.

Geef een reactie