Een geniepig pionneneindspel

Had je al eens gehoord dat pionneneindspelen niet zo eenvoudig zijn als ze vaak lijken? Vast wel. Neem deze studie van Joseph Moravec (uit 1925). Wat is je eerste gedachte als je deze stelling ziet?

Vermoedelijk denk je: het ziet er goed uit voor zwart. Toch? Inderdaad wit moet knokken voor remise. Maar zit dat er ook in?

Het is vrijwel meteen duidelijk dat wit richting de f-pionnen moet wandelen. Daar mag hij geen moment mee wachten. Treuzelt hij toch? Dan eet zwart eerst de h-pion en daarna de f-pion en is het met wit ‘gebeurd’. Maar hoe wandelt wit naar de f-pion? Dat luistert bijzonder nauwkeurig. Ik beken: en geef toe dat ik er in stonk. 1. Kf4 is nameljk fout. Zwart laat de h-pion voor wat die is en verorbert de f-pion en die pion promoveert met schaak.

Evenzo is 1. Ke5 fout. Je voelt waarschijnlijk al aan hoe dat verkeerd afloopt. Wit zet zijn koning op de diagonaal a1-h8. Omdat zwart een zet eerder promoveert gaat de witte dame direct verloren door een schaakje op a1. Blijft dus over het enigszins contra intuïtieve 1. Kd5! Hieronder vind je de complete analyse.

Waarin zit hem nou dat ‘geniepige’? De grap is dat ik niet uitsluit dat er zwartspelers zijn die dit eindspel nog zouden verliezen. Want als je even niet goed rekent, zou je nonchalant het pionnetje op h2 kunnen verschalken. Helaas gaat het dan helemaal mis voor zwart.

Gevonden op ChessEndGames.net

Geef een reactie