
Je hebt vast geleerd hoe je met een dame en een koning tegen een koning en pion speelt. Vaak is dat gewonnen. Echter niet altijd. Maar hoe zit dat met een toren? Dat is een stuk lastiger.
Zie het eerste diagram. Wit is aan zet. Wij kunnen meteen concluderen dat wit voor twee mogelijke uitkomsten vecht. Hij wint of speelt in het slechtste geval remise. Dat doet zich voor wanneer de zwarte pion promoveert. Dan moet de partij met de toren meestal zijn toren opgeven.
Wat meteen opvalt is dat de witte koning zich ergens in Verwegisstan bevindt. Dat is niet positief. Gunstig is dat de toren achter de pion staat. Wat denk je? Kan zwart remise maken?
Door even simpel te tellen weet je het antwoord. Zwart heeft minimaal 5 zetten nodig om de pion te laten promoveren. Dat zijn twee koningszetten en drie pionzetten. Als wij dan ook even tellen hoeveel zetten wit nodig heeft om bij de pion te komen, dan is het antwoord duidelijk. Dat zijn namelijk ook vijf zetten. Wit mag beginnen. De afloop is voorspelbaar.
Wit moet tot het laatste moment wel blijven opletten. 6. Txg2?? zou een enorme blunder zijn. Want dan is het pat. Maar hij zet natuurlijk mat met 6. Th8#. Stel dat zwart aan zet zou zijn in de beginstelling, hoe zou het dan aflopen? Je voelt het vast wel aan wat dan de uitkomst is: wit komt een zet tekort en het eindigt in remise.
Bodycheck
In de onderstaande stelling is de situatie net een tikkeltje anders. De zwarte koning staat op een betere plek. De zwarte koning kan zijn witte tegenpool afhouden. Karsten Müller, de Duitse eindspelspecialist, spreekt in zo’n geval van een ‘bodycheck’. Zwart houdt remise.
Een van de belangrijkste wapenen voor de verdedigende koning is de bodycheck. De aanvallende partij (koning+toren) moet zijn acties coördineren. Als dat niet lukt eindigt het vaak in remise, zoals in het volgende voorbeeld.
Ook hier is enige nauwkeurigheid geboden. Met 1. – Kd3 houdt zwart de witte koning af (bodycheck). Maar 1. – Kd1 zou een geweldige bok zijn. Nu krijgt de witte koning vrije doorgang en is zwart’s lot bezegeld.
Er ontstaat zo langzamerhand een patroon. De aanvallende koning (hier wit) maakt een omtrekkende beweging. Hij moet de tegenovergestelde kant van de pion kiezen. Achter de zwarte koning aan huppelen zou dwaas zijn.
In onderstaand voorbeeld werken de witte koning en toren prima samen. Deze keer is het de toren die met behulp van de koning de andere koning voor zijn pion jaagt. Daarmee is de zaak beklonken.
De dingen zijn echter lang niet altijd zo eenvoudig als in bovenstaande voorbeelden. Veel hangt af van de positie van de stukken. In diagram 6 staat de witte toren op een bijzonder ongelukkig veld. Niet zo subtiel zou 1. Kb7 zijn. Het ligt wel voor de hand om de koning snel dichterbij te spelen. Maar wint zwart een belangrijk tempo door de toren op d1 aan te vallen. Een subtiele manoeuvre biedt hier uitkomst.
In diagram 7 struikelt zwart als het ware op de eindstreep. In deze stelling is het meteen mat als de zwarte pion promoveert tot dame. Maar een minorpromotie zou uitkomst kunnen bieden. Eindspellen van koning en toren tegen koning en paard zijn over het algemeen remise. Mits koning en paard bij elkaar blijven. Maar een paard in de hoek? Dat is zo’n beetje de slechtst denkbare plek. Na 1. – a1P+ (notabene met schaak) speelt wit simpel 2. Kc3 en het paard gaat meteen weer verloren.
Mark Dvoretsky laat in zijn Endgame Manual (4th edition) zien dat zwart ook verloren is met een pion op b5. In eerste instantie kan zwart het paard nog wel redden, maar zodra het paard helemaal los is van zijn koning gaat het snel mis.
Nu wij toch bezig zijn met minorpromoties, dan mag het volgende beroemde voorbeeld niet ontbreken!
Afsnijden van de vijandelijke koning komen wij vaker tegen in torenendspelen. Neem onderstaande stelling. Wit wint eenvoudig, ondanks de belabberde positie van zijn koning, door de zwarte koning af te snijden. Dit werkt alleen met afsnijden op de vijfde rij en hoger. Wanneer zwart aan zet is speelt hij 1. – Kb5 of 1. – Kc5 en maakt remise.
In een volgende aflevering vind je nog meer interessante voorbeelden.
Belangrijke conclusies:
- De verdedigende partij probeert als het mogelijk is de koning van de tegenpartij af te houden (bodycheck) en speelt zijn pion zo snel mogelijk op in de hoop dat de ander promotie niet kan voorkomen.
- De aanvallende partij zet de toren vaak het best achter de pion en soms moet hij de positie van de toren verbeteren door een schaakje en aanval op de pion.
- De aanvallende koning probeert te naderen en doet dat via de tegenovergestelde kant ten opzichte van de verdedigende koning. Hij probeert de bodycheck te vermijden.
Bronnen:
- Stap 5. Handleiding voor schaaktrainers
- Mark Dvoretsky – Endgame manual
- Karsten Müller en Lamprecht – Fundamental Chess Endings