Op lager niveau worden verreweg de meeste partijen beslist door allerlei tactische verwikkelingen. En ook op het hoogste niveau speelt tactiek een belangrijke rol. Maar dat betekent natuurlijk niet dat tactiek het enige is wat de klok slaat.
Pas las ik ergens in een blog dat schaken een constante afwisseling van tactische zetten is. Dat klopt natuurlijk van geen kant. Er zijn volop situaties waarin tactische motieven in geen velden of wegen zijn te bekennen. Je ziet het ook in partijen tussen relatief zwakke en zeer sterke schakers. Aardige kans dat de sterke schaker de partij puur op techniek wint.
Er is een belangrijk nadeel verbonden aan het idee dat schaken uitsluitend om tactiek draait. Je gaat dan onwillekeurig constant op zoek naar tactische mogelijkheden, die er veelal niet zijn. (verder lezen)
Maar het is buiten kijf dat tactiek belangrijk is. Daarbij komt het er op aan om zeer nauwkeurig alle mogelijkheden door te rekenen. Zie diagram 1. Dit is de positie na de 25e zet van zwart (Tc8-c5). Zwart brengt hiermee een tactisch grapje in de stelling. Zie jij wat hij van plan is?
Het is uiteraard eerst de beurt aan wit. Die speelde hier 26. Db3. Nu zag zwart zijn kans schoon en speelde 26. – Lxh2+. Het lijkt er op dat zwart een pion wint. 27. Kxh2 De5+ 28. f4 Dh5+ Zie het tweede diagram.
En dan komt nu de vraag: wat is de beste zet voor wit? Je hebt de keus uit Kg1 en Kg3. Er is maar een zet die wint. Als je de verkeerde zet doet, ben je een pion achter geraakt zonder behoorlijke compensatie. Oplossing…