Je tegenstander krenkfnuiken

Wat is jouw ideale partij? Als je bent zoals zoveel schakers dan is je reactie waarschijnlijk “Een partij uit een stuk spelen.” Je weet wel zo’n partij waarbij alles op rolletjes loopt en je na een mooie aanval een briljante winnende zet doet. Dat is ook mijn ideaal.

Maar, en nu komt het, er is ook een gang van zaken waaraan ik heimelijk veel plezier beleef. Nou ja, achteraf dan. Met name voor dat geweldige moment is het vaak afzien. Wat dan?

Nou je tegenstander foppen met een gemene schwindel vanuit een totaal verloren stelling. De term krenkfnuiken is voor zover ik weet bedacht door Eduard Spanjaard. Eduard was een bijzonder mens met veel humor. Maar hij kon ook uitstekend schaken. Zijn tegenstanders foppen was een van zijn handelsmerken. Met name op die avonden waarop we ons overgaven aan snelschaken. Maar ook bij het langzame schaak kon hij er wat van. Beroemd is zijn overwinning op Donner tijdens een toernooi in Veenendaal. Zie onderstaand diagram.

Of het een echte schwindel was durf ik niet te zeggen. Maar Eduard speelde hier 1. … Ta1-h1+! 2. Kh2xh1 Kf4-g3 en zwart gaf op met een typisch Donneriaanse opmerking:

“Och Eduard dit soort dingen kunnen nu eenmaal gebeuren!”

Ergernis verblindt

Vroeger kon ik me dood ergeren aan tegenstanders die in duidelijk verloren stelling doorspeelden. Het heeft me wel eens een half en soms een heel punt gekost. Maar ik heb er ook wel eens, doordat een tegenstander zich opwond wanneer ik de zaak nodeloos bleef rekken, punten mee gehaald die absoluut niet verdiend waren.

Ik kan me nog een rapidpartij herinneren in Västerås (Zweden). Daar organiseert men jaarlijks een geweldig weekendtoernooi. Dat zijn drie loodzware dagen. Het leuke van deze toernooien is (er is een compleet Grand Prix Circuit in Zweden) dat iedereen in dezelfde groep speelt. Je kan dus hele sterke tegenstanders tegenkomen. Het ging best heel aardig en dus kreeg ik een FIDE-master tegenover me. Eerlijk is eerlijk, hij speelde me helemaal van het bord met zwart in een Benoni. Ik deed zo ongeveer alles fout wat je fout kunt doen met wit en hij deed alles goed wat je goed kunt doen met zwart.

De tijd van opgeven was eigenlijk al lang voorbij. Maar ik ontdekte nog één trucje in de stelling. Iets met een paardvorkje en damewinst. Hij trapte er met open ogen in. Het zal wel zijn voortgekomen vanuit ergernis. Zoiets:

“Waarom geeft die patzer nog niet op?”

Het was daarna nog een hele klus om het punt te scoren, omdat hij nog zoiets als een fortificatie had. Maar ik won. En hij? Hij liep kwaad weg en beet me toe: “You were very lucky!” Heerlijk toch?

Nog een grappig voorbeeld

Zo moet het ongeveer ook toegegaan zijn in de partij tussen Joost van Steenis en Eric Roosendaal. Het is al een tijd geleden, maar de situatie is in zekere zin vergelijkbaar met die waarin ik verkeerde. Eric stond al een tijdje glad verloren. Maar opgeven kan altijd nog en dus speelde hij tot stijgende ergernis van zijn tegenstander doodgemoedereerd door. Tussen de zetjes door keek de witspeler geïrriteerd uit het raam. Hij deed die zetjes a tempo. Eric ging daarin mee. In de diagramstelling is het einde nabij.

Joost van Steenis - Eric Roosendaal

Toch zag Eric nog ‘iets’. Hij verzonk bewust enkele minuten in diep gepeins en speelde toen het onbenullige 47. … g5. Het verandert natuurlijk helemaal niks aan zijn hopeloze stelling. Maar eventjes de pion op de goede kleur zetten kan geen kwaad. Uiteraard in de hoop dat de ergernis van zijn tegenstander tot het kookpunt zou stijgen en hij een onbezonnen daad zou begaan. Na 48. Tc1 of Tb1 kunnen de stukken terug in de doos. Eric:

“Na 48. Tb1 had ik direct opgegeven.”

Maar wit dacht geen seconde na en zwiepte met een ferme zwaai de toren naar a1 met de zet 48. Ta1. Dat zal de loser leren! Daarop nam Eric koeltjes met 48. … Txd6 de loper van het bord. Daarmee is het plotseling remise. Er werkt bijna helemaal niks meer voor wit. Er kwam een eindspel met lopers van ongelijke kleur op het bord. Enkele zetten later besloten de beide kemphanen tot remise. Wit ging er knarsetandend mee akkoord. Hij was des duivels en murmelde iets als:

“Het is een schandaal – je had allang op horen te geven. Dat is geen schaken!”

Heethoofdigheid is een slechte raadgever

Zoals eerder opgemerkt kon ik me vroeger vreselijk opwinden als iemand in glad verloren stelling bleef doorspelen. Ik heb na de nodige schade en schande geleerd, om me niet meer druk te maken over tegenstanders die in hopeloze stellingen blijven doorspelen. Want zegt nou eens zelf? Dat is toch genieten? Lekker het materiële surplus uitbuiten en je tegenstander pijn doen? Daarbij is het wel belangrijk om op te blijven letten. Je weet wel van die katten in het nauw die rare sprongen maken. Maar dat is toch niet zo moeilijk met een stuk of zo meer zonder reële tegenkansen?

Als wit even de tijd had genomen om diep adem te halen, zou hij zelf nog een trucje in de stelling kunnen brengen. We gaan nog even terug naar de partij. Zie de stelling na 48. … Txd6. Welke kans heeft wit nog?

Wit nam geërgerd met de pion op d6. Wit hoeft niet meteen op d6 te nemen. Hij kan ook nog even schaakgeven met 49. Lf7+. Als zwart er dan in trapt en neemt, staat wit na 49. … Kxf7 50. Tf1+ gevolgd door 51. exd6 alsnog gewonnen. Maar ook na het betere 49. … Kd7 kan wit het nog even proberen. Zie de complete analyse hieronder.

Wil je meer lezen over de kunst van het krenkfnuiken? Kijk dan eens of ‘The Complete Chess Schwindler’ iets voor jou is.

Geef een reactie