Schaakpuzzel 55

Zwart aan zet

In deze stelling is op het eerste gezicht weinig aan de hand. De zwarte stukken zijn wat actiever en je kan betogen dat hij ook enig ruimteoverwicht heeft. Maar de zaak is symmetrisch. Dus stevenen beide partijen op remise af? Het lijkt er wel op. Want zwart begon met stukken ruilen en speelde 23. … Lxf1. Wat is vervolgens de beste zet voor wit?

Naar aanleiding van mijn vraagstelling voelde je vast al aan dat er ‘iets’ was met deze stelling. Wit speelde het voor de hand liggende 24. Kxf1? Daarmee volgde hij de stelregel dat je in het eindspel je koning moet centraliseren. Zelf zou ik waarschijnlijk ook zonder veel nadenken met de koning hebben geslagen. Hier is het echter fout en belandt wit in een lastige situatie.

De belangrijke les: schaakregels zijn niet meer dan vuistregels en niet in graniet gebeiteld. Je moet telkens controleren of ze in een bepaalde concrete situatie nog wel geldig zijn. Of gewoon: zorgvuldig rekenen. Schaak is tenslotte een concreet spel.

Gevonden in ‘How to study chess on your own’ door Davorin Kuljasevic . Een boeiend boek, waarover ik later zeker nog zal schrijven.

Geef een reactie