Wat elke schaker van toreneindspelen moet weten – de methode van Karstedt (5)

In aflevering 3 van deze serie hebben wij de Philidorpositie besproken. Daarin snijdt de verdediging de vijandige koning de pas af. Er zijn natuurlijk gevallen denkbaar waarin dat een gepasseerd station is.

Kan de verdedigende partij dan alsnog remise maken? Zoals gebruikelijk is het antwoord: dat hangt er vanaf. Maar er zijn zeker stellingen denkbaar waarin de verdediger remise kan afdwingen. (verder lezen…)

Zie het eerste diagram. Het is, als je de eerdere afleveringen van deze serie hebt gezien, niet moeilijk om te bedenken dat zwart zich niet kan redden met 1. – Tb6+ of -Tb8. Kijk even bij de 4e aflevering van deze serie als je daarover twijfelt. Wit speelt in beide gevallen 2. f6. De passieve verdediging faalt bij situaties met de f-pion.

Zwart heeft echter een andere vernuftige methode om de zaak in balans te houden. Hij speelt 1. – Tf1! (Tg1 kan ook en leidt uiteindelijk tot dezelfde soort stellingen). Dit is een manoeuvre bedacht door Max Arn K.S. Karstedt (15.1.1868 – 22.3.1945), hij was een Duitse componist van diverse eindspelstudies. Die naar verluid niet allemaal correct waren. Maar deze manoeuvre komt glansrijk door de toets van de moderne tablebases.

Wat is de zin van deze ogenschijnlijk wat merkwaardige zet?

De grap is natuurlijk dat wit niets bereikt met het opspelen van de f-pion. Zwart gaat als een gek schaakjes geven en wit komt niet verder. Maar ook met een zet als 2. Ta8+ schiet wit niks op. Zwart speelt 2. – Ke7. Dat was makkelijk omdat het de enige legale zet is. Nu blijkt een andere reden waarom de zwarte toren zo goed op f1 staat. Koning en toren beheersen het veld f6. Daarmee verhinderen ze dat de pion verder oprukt. Stel dat wit dan weer schaak geeft, dan gaat zwart doodgemoedereerd terug naar f8.

Maar als wit 2. Kf6 speelt, dan dreigt er toch mat? Er dreigt inderdaad mat. Zwart moet nu goed oppassen. Het is van groot belang om onderscheid te maken tussen de korte en de lange zijde van het bord. De f-pion verdeelt het bord als het ware in twee stukken. Het gebied rechts naast de f-pion is de korte kant en links van de f-pion de lange kant. Zie het tweede diagram.

De zwarte toren en koning doen nu aan een mooi staaltje van taakverdeling. Als je bedenkt wat de werking van beide stukken is, dan is de volgende verdeling volstrekt logisch:

  • De koning werkt op korte afstanden (en naar alle kanten).
  • De toren is een baanstuk en komt het best tot zijn recht op langere afstanden.

Als je dit leest, val je vast niet van je stoel van verbazing. De toren neemt de lange kant voor zijn rekening. Zolang hij minimaal drie velden afstand houdt kan de toren eindeloos schaakjes geven zonder dat de koning hem ook maar iets kan maken. De Engelsen noemen dit ‘checking distance’. Op de een of andere manier vind ik ‘schaakjesafstand’ toch niet zo lekker bekken.

Wij kunnen het verschil tussen voldoende- en onvoldoende afstand mooi illustreren aan de hand van het volgende voorbeeld. Zie het derde diagram. Wit wint in deze stelling als hij aan zet is. Het is remise als zwart mag zetten. Het verschil zit in één klein torenzetje. Zie eerst hoe wit wint als hij aan zet is (even zigzaggen).

Wat is dan dat ene kleine zetje? Als zwart aan zet is speelt hij 1. – Td8! Daarmee vergroot hij de afstand tot de witte koning en dat maakt alle verschil van de wereld. Zie hier hoe dat precies werkt.

In dit voorbeeld blijkt ook weer hoe belangrijk het verschil is tussen de korte en de lange kant.

Nu gaan we terug naar 2. Kf6 Zwart speelt dan 2. – Kg8! De koning gaat naar de korte kant. Nu blijkt dat wit niet verder komt. Geeft wit dan bijvoorbeeld met 3. Ta8 schaak, dan speelt zwart 3. – Kh7. Op 4. Ke6 volgt dan 4. – Kg7 en de zwarte toren en koning beheersen weer het veld f6.

Wit kan ook nog een andere winstpoging ondernemen met 4. Tf8. Zwart reageert daarop met (je raadt het al!) 4. – Ta1! Hij gaat nu vanaf de zijkant (=lange kant) schaakjes geven. Op deze lange kant is de toren helemaal in z’n element. Er is voldoende ‘checking distance’ tussen toren en koning. Ik heb alle varianten hier voor je uitgewerkt.

Eén grappig detail wil ik je niet onthouden. Stel nu eens dat de zwarte koning niet op a5 maar a4 zou staan. Maakt dat enig verschil? Het antwoord is kort en bondig: ja! Kijk eens of je zelf kunt uitvissen waarom. Je vindt het antwoord hier…

Andere afleveringen uit deze serie:

Geef een reactie