Bij tactische opgaven denken wij meestal niet direct aan eindspelen. Dat is echter een vergissing. In eindspelen komen heel wat tactische wendingen voor. Maar dat is niet het onderwerp van deze blog.
Kennis van eindspelen kan soms prima van pas komen bijvoorbeeld als het gaat om te beoordelen of een afwikkeling naar een eindspel goed uitpakt. Zie de stelling in het diagram.
Zwart is aan zet. Je voelt aan je water dat er ‘iets’ in moet zitten. Nou ja, dat weet je uiteraard als je schaakpuzzels oplost. Die puzzels zijn er niet voor niets. Het is natuurlijk wel belangrijk dat je dergelijke momenten ook in een gewone partij onderkent.
In de stappenmethode spreekt men in dit verband van een ‘zoekstrategie’. Een zoekstrategie is duidelijk iets anders dan alleen maar kijken. Bij een zoekstrategie onderzoek je of er bepaalde kenmerken in de stelling zijn waarvan je gebruik kunt maken. Een ding waar je bijvoorbeeld altijd naar moet kijken is:
Zijn er stukken van mijn tegenstander die zich een beetje te ‘avontuurlijk’ hebben gedragen?
Ik doel hier uiteraard op ongedekte stukken. Die zijn vaak een prachtige bron van allerlei tactische wendingen. Wat in de diagramstelling meteen opvalt is de ongedekte witte dame op h4. Kan zwart daar op de een of andere manier van profiteren? Je gaat onmiddellijk op zoek naar ‘aftrekjes met het paard’. Eigenlijk is dat er maar eentje die een beetje hout snijdt: namelijk Pd2. Zwart valt daarmee in een zet de loper op f3 en de dame op h4 aan. Maar wat dan?
Wit ruilt eenvoudig de dame op b4, zwart pakt de loper met schaak op f3, de witte koning doet een stapje opzij en neemt zijn rechtmatige eigendom terug op f3 en zwart neemt de witte dame op b4. En het staat materieel weer gelijk. Als je dan niet op de hoogte bent van de ‘kwadraatregel’ kan ik me voorstellen dat je denkt: “Nou zeg, hier ben ik helemaal niks mee opgeschoten!”
Spelers met een beetje ervaring en schaakkennis die zien onmiddellijk hoe de vork in de steel zit en denken: “Dat is kat in het bakje!” Wit kan de zwarte pion namelijk niet meer tegenhouden. Dat zien ervaren spelers in een oogwenk vanwege die kwadraatregel. Zie het tweede diagram links.
Als wit in deze stelling aan zet is, stapt hij het vierkant binnen dat wordt gevormd door de velden b4-b1-e1-e4 en kan hij de pion tegenhouden. Maar als zwart aan zet is, dan verliest wit omdat hij te laat is om de pion in zijn kraag te vatten.
Terug naar de puzzel. Zwart is aan zet en dus verliest wit omdat hij de pion niet meer kan achterhalen. Zou wit aan zet zijn, dan kan hij de pion nog net tegenhouden.
Kortom: wit trekt aan het kortste eind. En daarmee zijn wij meteen aanbeland bij een andere schaakwijsheid: in eindspelen moet je vaak heel nauwkeurig kunnen rekenen! Je vindt de analyse via deze link.