Voor wie zijn schaakboeken geschreven?

Nimzo-indian-move-by-moveAls je bent zoals ik, dan heb je vast een redelijk aantal schaakboeken in je boekenkast staan die je nooit hebt uitgelezen. Erger: je bent in sommige boeken wellicht nooit écht begonnen. Hoe komt dat? Je koopt boeken toch niet alleen voor ‘de heb’? Nee toch?

Natuurlijk niet. Over het algemeen kopen wij boeken in de veronderstelling er iets van te kunnen leren en om er plezier aan te beleven. Helaas zit dat er met enige regelmaat niet in. Wat is er aan de hand?

Zelf ben ik de auteur van zes boeken. De meeste boeken waren (en zijn het nog steeds) succesvol en eentje mag ik gerust een bestseller in zijn genre noemen. Overigens hebben die boeken niets met schaken te maken. Het onderwerp van deze boeken is verkopen en marketing. Maar dat terzijde.

Derdegraads verhoor
Toen ik voor het eerst in contact kwam met een uitgever begon hij mij allerlei lastige vragen te stellen. De belangrijkste vraag was:

“Voor wie wil jij een boek schrijven?”

Dat was uiteraard niet het enige punt van discussie, maar wel een heel belangrijk punt. Een andere vraag was:

“Wat moet de lezer er van over houden (hebben geleerd)?”

Ik stond met een mond vol tanden. Het zette aan tot nadenken waar ik mee bezig was en moest mijn ideeën veel beter op een rijtje hebben alvorens een uitgever bereid was met mij in zee te gaan. Het heeft een paar jaar geduurd voordat mijn eerste boek in de winkels lag. Ik ben deze uitgever nog steeds dankbaar!

Een wereld van verschil
Ik krijg met enige regelmaat het gevoel dat deze vraag  (voor wie schrijf je het boek?) in de schaakwereld onvoldoende aan de orde komt. Het is ook lastig. Stel je bent grootmeester, je hebt goede ideeën en je wilt hierover een boek schrijven. Je barst van de kennis en ervaring. Voor jou zijn veel zaken gesneden koek. Daar gaat het dus regelmatig verkeerd. Voor jouw publiek zijn veel zaken helemaal niet zo vanzelfsprekend.

Echt goede auteurs overbruggen deze kloof. Daaraan herkent men de beste schaakboeken. Het is een mix van varianten en bijbehorende uitleg. Wat ik regelmatig tegenkom is: een woud aan varianten en relatief weinig uitleg. De minder ervaren lezer loopt al snel vast en ziet hij door de bomen het bos niet meer.

Hoe leren mensen?
Ik ga hier geen titels noemen die naar mijn smaak onder de maat zijn. Ik geef wel een hint: heel veel openingsboeken gaan op dit punt hopeloos de mist in. Ik ben zelf niet alleen auteur van een stelletje boeken, maar ook verkooptrainer. De nuttigste trainingsles die ik zelf ooit heb gehad was in de sport (atletiek). Bob Boverman (helaas in 2018 overleden), destijds bondscoach, leerde ons hoe wij hardlopers konden trainen. Een ding is mij bijgebleven:

  1. Praatje
  2. Plaatje
  3. Daadje

Dit houdt in: vertel eerst hoe men iets moet doen. Vervolgens laat jij zien hoe je het doet en tenslotte laat je het de trainee zelf doen. Ik kan je wel vertellen dat in mijn vakgebied (verkooptraining) de meeste trainers in hun broek schijten van angst als ze zelf een verkoopgesprek moeten voordoen. Er zijn bureaus die het hun trainers expliciet verbieden! Ongelooflijk maar waar.

Hoe zit dat in schaakboeken?
Als wij dit leerproces betrekken op schaakboeken, dan moet de auteur dus eerst uitleggen hoe de vork in de steel zit. Bijvoorbeeld bij een opening de belangrijkste structuren en plannen doornemen. Daar voorbeelden bij geven en ondertussen ook de lezer zelf betrekken en hem problemen laten oplossen. En vooral niet de lezer in verwarring brengen met een zee aan varianten. Dergelijke boeken zijn er gelukkig wel.

Op dit moment ben ik bezig met het boek ‘The Nimzo Indian, move by move’ van John Emms. Dat is een uitstekend boek. Globaal zit de structuur, zij het op een iets andere manier, van praatje, plaatje en daadje er netjes in verpakt. De auteur zet de lezer telkens tot denken aan door relevante vragen te stellen en daarna de oplossing en uitleg te geven. Op die manier leer je een hoop. En blijven dingen beter hangen. Veel andere boeken kunnen hieraan niet tippen.

Wie kan het beste schaakboeken beoordelen?
Dat is naar mijn smaak zeker niet een grootmeester (tenzij het boek voor grootmeesters is geschreven natuurlijk). Grootmeesters weten veel meer. Hebben een schat aan ervaring en inzicht. En daardoor hebben ze allerlei blinde vlekken. Onlangs had ik via de chat op Playchess een korte discussie met Daniel King. Hij behandelde de partij van Eljanov tegen Nakamura (Baku, Catalaanse opening).

Om wat ideeën te illustreren kwam ook de partij Giri-Topalov (ook Catalaans, Norway Chess 2015) ter sprake. Ik merkte op dat ik dit een moeilijke partij vond. Hij repliceerde:

“Nee hoor, het is helemaal geen moeilijke partij. De zetten zijn volstrekt logisch!”

Hier heb je in een notendop het verschil tussen sterke schakers en patzers zoals ik. Hiermee was enige vorm van leren natuurlijk in één klap de nek omgedraaid. Met zo’n ondoordachte opmerking geef je de ander het gevoel dat hij dom is.

model_onbewust_bekwaamMate van bekwaamheid (bewust of onbewust)
Die vanzelfsprekendheid zit grootmeesters soms lelijk in de weg. Ze zijn op veel vlakken onbewust bekwaam. Zie het schema. Hierin vind je de stappen die wij over het algemeen doorlopen wanneer wij iets proberen te leren.

Aanvankelijk zijn wij ons er vaak niet van bewust dat wij iets niet kunnen of dat iets moeilijker is dan wij van te voren veronderstelden. Wij zijn onbewust/onbekwaam (1). Dat maakte ik bijvoorbeeld mee tijdens mijn eerste autorijles. Ik dacht dat een auto besturen makkelijk was. Tot mijn niet geringe verbazing had ik toch enige moeite om de auto netjes op de weg te houden. Ik begon mijzelf te realiseren dat het allemaal niet zo gemakkelijk was. Daarmee belandde ik al snel in de fase van bewust/onbekwaam (2).

Vervolgens leer je hoe iets moet en dan kom je in de volgende fase terecht. Je bent bewust/bekwaam (3). Dat betekent dat je nog steeds goed moet nadenken bij alles wat je doet. De laatste fase is onbewust/bekwaam (4). Het gaat allemaal vanzelf, zonder nadenken, en het kost je geen enkele moeite.

Iemand iets leren is moeilijker dan je denkt
Op het eerste gezicht lijkt het een eitje om iemand iets te leren waar je heel goed in bent. In de praktijk valt het vies tegen. Of, het kan nog erger, loopt de leraar hoofdschuddend weg en denkt:

“Wat een idioten!”

Je kunt voor jezelf de proef op de som nemen en iets waar jij heel goed in bent proberen uit te leggen aan een leek op dat gebied. Dan zul je merken dat jij allerlei stappen overslaat. Denk nog even terug aan een autorijles. Wat moet je iemand die nog nooit een auto heeft bestuurd allemaal vertellen? Nou bijvoorbeeld dat hij de koppeling moet intrappen, dan de auto starten, de handrem losmaken en tegelijkertijd een beetje gas geven en de koppeling laten opkomen. Ik vergeet toch hopelijk niets? Uh, ja natuurlijk! Je moet de auto ook nog in de versnelling zetten en je moet uiteraard kijken of de kust veilig is.

Iemand die een beetje kan autorijden denkt bij deze handelingen nauwelijks na. Er is dus heel veel waar je rekening mee moet houden. Ik durf er vergif op in te nemen dat de meeste mensen allerlei (voor hen vanzelfsprekende) stappen overslaan. Zoals veel auteurs ook doen. Bijvoorbeeld de beruchte ‘kwestie van techniek’! Dat is nou juist waar patzers zoals ik de mist in gaan.

Deze kloof tussen auteurs en hun doelgroep is een van de redenen waarom veel lezers voortijdig afhaken in schaakboeken. Het is ook de reden waarom sterke schakers niet per definitie goede auteurs of recensenten zijn.

2 gedachtes over “Voor wie zijn schaakboeken geschreven?

  1. Dank voor je heldere betoog.
    Frappant detail: Heb ooit een clinic over loopscholing van loopgoeroe Bob Boverman bijgewoond. Inderdaad zeer leerzaam.

    Het vinden/schrijven van een didactisch verantwoord schaakboek is geen sinecure.

  2. Beste Tom, bedankt! Grappig! Bob doet dat inderdaad prima. Een goed boek schrijven is een hele opgave. Als ik zie hoe lang ik soms met een simpel artikeltje bezig ben. En dan nog sluipen er gemakkelijk allerlei fouten in.

Geef een reactie